rkvv Brabantia: Een gezegende vereniging.
Brabantia is een rooms katholieke voetbalvereniging uit Strijp, een wijk van Eindhoven. De club werd op een zondag 1 maart 1922 als Olympia gesticht. Het waren een stelletje knapen in de huiskamer van de familie Geven aan de Schouwbroekseweg. Bij elkaar lappen ze de man een gulden en besluiten tot de oprichting van Olympia, want dat klonk wel aardig. Een inmiddels historische daad van Gerrit Geven, Harrie Verbeek, Kareltje de Wouw, Tinus van Hout, Marinus Boogers en Bram Veneman. Kennelijk werd er elders in het land al onder die naam gespeeld, dus moest de clubnaam veranderen en dat werd vanaf 1924 RKVV Brabantia.
De vereniging bestond voor een belangrijk deel uit jongens, wonend in de katholieke arbeiderswijk Strijp. De club ging aan de slag op een veld van boer Donkers aan de Apeldoornstraat. Maar moeilijke tijden bleven niet uit. Het zich uitbreidende Philipsconcern slokte het veldje van Donkers in 1927 op en de vereniging zat zonder speelterrein. Een club zonder speelveld en vertrekkende spelers dat is bijna een catastrofe. Alleen in de zomer maanden was het nu nog mogelijk aan seriewedstrijden deel te nemen. Vanaf 1929 was het spelen in competitieverband weer mogelijk. In 1931 bereikt de club via een 2e klasse kampioenschap de hoogste divisie. Ook in de 1e klasse sluiten de Strijpers zich gemakkelijk aan en gaat het voorspoedig met twee maal een tweede plaats op de eind afrekening. In het seizoen 1934/1935 gaat Brabantia in de 1e klasse spelen bij de Rooms Katholieke IVCB. De selectie werd verrassend tweede achter het gerenommeerde Kolping uit Helmond.
De sensatie in de 1e klasse
Het tweede seizoen 1935/1936 liep nog beter want Brabantia werd kampioen van de 1e klasse regio zuid. Vervolgens spelen de kampioenen van de eerste klassen om het landskampioenschap onder geloofsgenoten. Er werd gespeeld op het sportpark aan de Botenlaan. Eigenaar was de katholieke woningbouwvereniging Sint Trudo. Het hoofdveld lag centraal met rondom een sintelbaan. Het beschikt over een hoofdtribune met 400 plaatsen en 10.000 staanplaatsen. De clubkleuren zijn: Blauw shirt, blauwe broek en Rood/blauw gestreepte kousen
In het algemeen was tot ongeveer 1910, voetbal meestal een sport voor de bovenlaag van de samenleving. Het was niet meer dan een nieuwe vorm van ontspanning. Vanaf 1910 ging katholiek Nederland zich actief organiseren. Het bisdom Den Bosch begon er mee en alras volgde de bisdommen van Utrecht, Haarlem enzovoort. Men vond het belangrijk om de religieuze achterban aan zich te binden. Contacten met niet katholieken moesten zoveel mogelijk worden vermeden. Het was de tijd van de verzuiling. Dat dit goed gelukt is blijkt wel uit de vele voetbalverenigingen beneden de grote rivieren.
Landskampioen bij de katholieke voetbalbond.
RKVV Brabantia was als club, ook wel bekend onder haar bijnaam D’n Brab. Zij vierden grootse successen in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Toen werden ze tweemaal in 1935 en 1936 kampioen bij de katholieke IVCB.
Brabantia werd na het afdelingskampioenschap in 1935 ingedeeld voor de nacompetitie om de landstitel. Die titel werd in die tijd een jaar later gespeeld wat nogal verwarrend was voor de chroniqueurs. De kampioenen van de vijf 1e klassen waren de roomse verenigingen Volendam, De Treffers uit Groesbeek, Spartaan uit Rotterdam en Bleijerheide met RKNAC. Uit acht wedstrijden werden er elf punten behaald met een opvallend doelsaldo van 30 voor een 24 tegen. Naar aanleiding van de beslissingswedstrijd in Groesbeek tegen Volendam en het behaalde kampioenschap ontvingen de Brabantiaspelers een schildje van het Volendam bestuur. Via de kleindochter van 1e elftalspeler Piet van Deursen werd recent een afbeelding ontvangen van dit kostbare voorwerp.
Na het het opnieuw behalen van een regionale kampioenschap in 1936 mocht de vereniging wederom strijden om den landsbocaal van 1937. Brabantia werd ingedeeld met VVA uit Nieuwendam, HBC uit Heemstede, het Maastrichtse RKVVL en opnieuw De Treffers uit Groesbeek. In de nacompetitie om de algehele landelijke titel werd er zes maal winst gehaald en tweemaal verlies geleden. Voldoende om de vlag opnieuw te hijsen. RKVV Brabantia is voor de 2e maal landskampioen der katholieken.
De Tweede Wereldoorlog.
Nadat in 1940 de Duitsers Nederland waren binnengevallen, eisten zij een andere opzet van het Nederlandse voetbal. Dit moest bestaan uit één voetbalbond met regionale onderafdelingen. Deze onderafdelingen hadden voortaan te luisteren naar de bond en konden niet zomaar eigen regels maken. De 20 grootste neutrale bonden werden onderafdelingen van de KNVB. Alle overige bonden werden opgeheven. Hiermee kwam een einde aan de overkoepelende RKF, de Rooms Katholieke Federatie en aan de IVCB, de Interdiocesane Voetbal Competitie Bond. Het werd nu veel overzichtelijker zonder al die versnippering. Vanaf nu werd de Nederlands kampioen ook een echt Algeheel Nederlands kampioen. Op voetbalmonument.nl valt te lezen welke spelers er zijn omgekomen onder de Duitse tirannie.
Na 1945: Alle voetbalorganisaties fuseren met de KNVB.
Nu alle onderbonden zijn opgenomen in één landelijk orgaan besloot de (K)NVB nog verdere reorganisaties door te voeren. Het gevolg was dat Brabantia, misschien wel tegen wil en dank, in de 1e klasse terechtkomt. Na een goede start in het eerste seizoen 1945/1946, werd de club keurig vijfde. In 1946/1947 heeft Brabantia het lastig maar degradeert net niet.
In de jaren erna is de middenmoot het hoogst haalbare. Een prima prestatie gezien het voetbalmenu met clubs als MVV, VVV, Sparta en PSV. Op 20 maart 1949 lijdt RKVV Brabantia een verpletterende nederlaag in Den Bosch. De uitslag is BVV-Brabantia 7-0 . Dit kwam mede tot stand door vier ongelukkige momenten van doelman Wouters en een weggegeven penalty door de verdediging; aldus het Limburgsch dagblad. Een pleister op de wond is dat BVV dat jaar kampioen in de 1e klasse zuid werd.
Vanaf 1952 volgt een mindere periode als de club wegzakt van de middenmoot naar de rode streep. Dat ligt niet alleen aan de kwaliteit van de spelers, onder wie de legendarische spits Coen Dillen, maar vooral aan de opkomende concurrentie uit de eigen stad. In de achtertuin van Brabantia maakt het kapitaalkrachtige PSV furore. Veel spelers vinden een toekomst bij PSV veel aantrekkelijker dan bij het straatarme Brabantia en lopen over. Natuurlijk hebben we het nog steeds over amateurs maar toch wordt er al volop in het geniep betaald.
De Watersnoodramp verbind de NBVB en de KNVB.
In 1953 werd een wedstrijd gespeeld tussen de Nederlandse beroepsvoetballers spelend in het buitenland en de nationale ploeg van Frankrijk in Parijs. De opbrengst ging naar de slachtoffers van de watersnoodramp in Zeeland. Dit leidde in 1954 tot de oprichting van de Nederlandse Beroeps Voetbal Bond ook wel ‘Wilde Bond’ genoemd. De KNVB heeft betaald voetbal altijd tegen gehouden op straffe van uitsluiting. Vele toppers gingen daardoor in het buitenland spelen. Het voelde als een verschraling van het Nederlandse voetbal. Er kwam meer druk op de KNVB nu zelfs een ‘Wilde Bond’ profvoetbal ging organiseren. Hals over kop besloot de KNVB in november 1954 te fuseren op één voorwaarde dat er onder de paraplu van de KNVB betaald voetbal zou worden gespeeld. Het kwam tot een akkoord en verenigingen konden zich inschrijven bij de KNVB.
Het betaaldvoetbal feest gaat beginnen
RKVV Brabantia ontvangt per augustus 1954 een proflicentie en wordt ingeschreven als semiprof organisatie voor de nieuwe competitie. Trainer wordt de Engelsman Samuel John (Sam) Wadsworth eens een succesvolle oefenmeester van PSV. De financiële situatie is door de KNVB valide genoemd dus kan het feest beginnen. De achterliggende sportieve resultaten boden echter niet bepaald een garantie voor een hoopvol bestaan. De club wordt ingedeeld in de 1e klasse B met o.a. ADO, DWS, Elinkwijk, Heerenveen en Fortuna’54.
De eerste wedstrijd is thuis op 28 november 1954 tegen Sparta en Brabantia speelde misschien wel de beste wedstrijd van het seizoen. De Spartanen stonden halverwege de tweede helft op een 3-0 achterstand door doelpunten van Kruyssen, Bos en Mollen. De twee tegentreffers van Sparta in de slotfase maakten het nog spannend (twee doelpunten van Boot), maar haar nederlaag was verdiend. Toeschouwers: 2.000. Vervolgens werd er tweemaal thuis gewonnen, één maal thuis gelijk tegen DWS en twee maal uit verloren. Een prima resultaat tot aan de winter maar daarna gaat het sterk bergafwaarts. Vrijwel alle wedstrijden gaan vervolgens verloren en Brabantia eindigt als voorlaatste met 18 punten uit 26 wedstrijden.
Op 27 maart 1955 spelen de Brabanders uit tegen Fortuna ’54. Een wedstrijd waar terecht tegen opgekeken werd want de Limburgers waren koploper en strijden om het kampioenschap. De landelijke bladen zouden er gezien de verrassende 1-1 uitslag zeker aandacht aan hebben besteed. Maar het werd meer dan een bericht in de kantlijn. Later aan het eind van het seizoen zou blijken dat Willem II afgetekend kampioen wordt in het seizoen 1954/1955. Er zat zelfs meer in voor de Tilburgers want in de kampioenscompetitie behaalden zij ook de Nederlandse titel.
Terwijl na afloop van het eerste semiprof jaar plaatste Het Vrije Volk deze krantenkop. Het is volop feest in Brabant maar bij Brabantia moest er een pijnlijk besluit worden genomen.
Clubicoon Bennie Weenink: Een talent dient zich aan.
Bernardus Wilhelmus Hendricus Weenink (Ben) is geboren op 10 juli 1927 in Eindhoven en van jongs af aan is voetballen zijn passie. Met zijn ouders en broer Wil kwam hij op de Zeelsterstraat in Strijp te wonen op een steenworp afstand van het Brabantia terrein. In 1939 werd hij op 12-jarige leeftijd lid van de club en al snel bleek zijn talent. Reeds op zijn 16e debuteerde hij in het 1e elftal en speelde daar onafgebroken tot april 1953.
In de lange periode van 14,5 jaar bij Brabantia heeft Bennie zich ontwikkeld tot een technisch en tactisch begaafde speler. Zijn messcherpe en loepzuivere passes waren zijn specialiteit. Zijn positie was voornamelijk rechtshalf en rechtsbinnen. Zijn snelle opmars in de beginjaren ging niet onopgemerkt en ‘Bennie’, zoals hij bekend werd in het voetbalcircuit, werd steeds vaker geselecteerd voor vertegenwoordigende elftallen. Dat begon al in 1942 met het Eindhovens jeugdelftal en niet veel later ook voor het Eindhovens stadselftal. De Zwaluwen, het Brabants elftal, Zuid-Nederlandselftal, en het Bondselftal. Naast de selecties voor die wedstrijden was en bleef hij al die jaren een belangrijke steunpilaar van het Brabantia team. Mede onder zijn impuls en die van scherpschutter Coen Dillen kon degradatie in het seizoen 1946/1947 worden voorkomen. In promotie/degradatie duels werden Roda Sport en Sittard verslagen. Waarbij de laatste wedstrijd op 3 augustus 1947 beslissend is en Sittard thuis met 4-2 werd verslagen. Zo bleef Brabantia behouden voor de 1e klasse, de hoogste afdeling in de Nederlandse voetbalcompetitie.
Vele mooie kranten koppen zouden de carrière van Bennie Weenink begeleiden. Zijn grootste verdiensten voor de club waren zijn enorme inzet, zijn loyaliteit en natuurlijk zijn technische en tactische kwaliteiten. Ben was een bescheiden man die vooral speelde ten dienste van het elftal en de club. Dat paste ook geheel in het beeld van Brabantia in die tijd. Er was een sfeer van vriendschap en teamverband en begrip tussen bestuur en spelers, zoals de trainer Sam Wadworth dat in die tijd benadrukte.
Na al zijn prestaties in vertegenwoordigende selecties was het wachten op een uitnodiging voor het Nederlands elftal. Die invitatie kwam in 1950 voor trainingen onderleiding van de KNVB bondscoach van der Leck. Het zou niet lang meer duren zo was de algemene opinie of hij zou in het Nederlands elftal debuteren. Helaas heeft een ernstige knieblessure en operatie roet in het eten gegooid en zo kwam het debuut er niet. Er volgde wel een volledig herstel waardoor zijn voetbalcarrière nog een aantal jaren kon worden voortgezet.
Semiprof bij PSV of BVC Amsterdam.
Eind 1953 toonde P.S.V. interesse en een transfer werd mondeling overeengekomen. Er werd volop getraind voor zijn entree die in april 1954 zou plaatsvinden. Maar dat ging uiteindelijk toch niet door. Opmerkelijk want zijn oude Brabantia ploegmaat Coen Dillen maakte bij PSV al enige jaren furore. Het was echter eigenaar/voorzitter Dé Stoop die Ben wist over te halen om bij de nieuw door hem opgerichte profclub de B.V.C. Amsterdam (de Zwarte Schapen) te komen spelen. De eerste wedstrijd die hij op uitnodiging speelde voor Amsterdam , nog vóór het contract was getekend, was direct een mooie affiche. Het versterkte Amsterdam met Abe Lenstra, Bram Wiertz, Louis v/d Bogert en Ben Weenink speelde tegen het gerenommeerde F.C. Köln in het Olympisch Stadion. De droom voorhoede, op 30e juni 1955, met Lenstra, Josje Vonhoff en Weenink was er één om van te smullen. Nadat Weenink met 1-0 de score opende liep Amsterdam uit naar een 4-2 overwinning.
Overeengekomen werd dat Ben twee keer per week in Eindhoven onder Sam Wadworth trainde en één maal per week in Amsterdam. Bij de Amsterdammers behaalde Ben mooie persoonlijke successen zoals tegen Fortuna ’54 (4-1) waar Ben de 3-1 en 4-1 scoorde.
19 mei 1957: BVC Amsterdam-Ajax.
Op de achtergrond bij BVC Amsterdam speelt de onderlinge verhouding met het grotere Ajax een rol. Om precies te zijn de kinnesinne van Dé Stoop naar Ajax voorzitter Jaap van Praag. De gefortuneerde Stoop streefde naar het niveau van Ajax middels spelersaankopen. Hij bespeelde de publieke opinie via de media waar het kon, dit om zijn aversie tegen van Praag te ventileren. Tel daarbij op dat Ajax bij winst landskampioen kon worden en dus zorgde de animositeit voor een opgeklopte sfeer bij de clash BVC Amsterdam- Ajax. Het Olympisch stadion kolkt met 40.000 toeschouwers als de bal gaat rollen. In de 25e minuut komt BVC Amsterdam op voorsprong als Ben Weenink door een prachtige actie het stadion laat ontploffen. De betreffende fotograaf van de Telegraaf weet in een drieluik dit doelpunt professioneel vast te leggen. De derde hoofdrolspeler is Ajax doelman Eddy Pieters Graafland die met veel bravoure eveneens stijlvol meewerkt aan deze fotosessie.
Dé Stoop kijkt na dit doelpunt triomfantelijk om zich heen in het Olympisch Stadion waar de toeschouwers toch vooral zijn gekomen om Ajax kampioen te zien worden. In de vijftien minuten theepauze droomde Dé Stoop ongetwijfeld van mooie vergezichten maar na de rust zijn de zaken echter omgekeerd. Binnen vier minuten en drie goals veegt Ajax door ingevingen van Piet van der Kuil en Willy Smidt met 1-5 de tegenstander van het veld en werd landskampioen. Bij Ajax was er toen al ruimte voor de jeugd zoals de negentienjarige Sjakie Swart en Bennie Muller. Doelman Eddy Pieters Graafland zou als geboren Amsterdammer een seizoen later de pikante overstap maken naar Feijenoord en daar furore maken. Doelman Bob Bouber werd later bekend als lead zanger van de Nederbeat groepen ZZ & de Maskers en Het.
Ben Weenink heeft voor Amsterdam gespeeld tot in 1958 de fusie met DWS een feit werd en de B.V.C. Amsterdam ophield te bestaan. Dat was voor hem het moment om op 31-jarige leeftijd te stoppen en zich meer te richten op zijn gezin en zijn baan bij Philips. Tijdens en na zijn voetbalcarrière heeft Ben meerdere opleidingen gevolgd aan de Philips Bedrijfsschool waarvoor hij later ook als docent werkzaam was. Hij werd onderwijsconsulent bij het Ministerie van Onderwijs (Stichting Opleidingen Metaal) waar hij vaklieden begeleidde naar stageplaatsen in het bedrijfsleven. Als oefenmeester is hij betrokken geweest bij de selectie van Brabantia voor het seizoen 1958/1959. Ben is altijd in Eindhoven blijven wonen, de laatste jaren in een appartement op de Heuvelgalerie waar in de woonkamer, nog regelmatig de leren bal werd hooggehouden en de 100 nog regelmatig werd aangetikt.
Hij had een brede interesse. en na zijn pensioen is hij vooral gaan genieten van de natuur, vogels in het bijzonder, en klassieke muziek. Op het 75 jarige bestaan van Brabantia kon Ben nog genieten van alle herinneringen uitgestald aan de wand van het clubhuis. De eeuwviering kwam echter te laat want geheel onverwacht is Bennie Weenink in zijn woonplaats op 1 augustus 2000 na een kort ziekbed op 73-jarige leeftijd overleden.
1955 RKVV Brabantia: 1e prof- club die terug gaat naar de amateurs.
De vereniging telde haar zegeningen en voorzag dat RKVV Brabantia het niet zou gaan redden zonder sponsoring. Er is vervolgens gekeken of het haalbaar zou zijn om met wat versterkingen de selectie op redelijk 1e klasse niveau te brengen. Het bleek niet mogelijk vond het bestuur. Dus was de conclusie dat Brabantia geen bestaansrecht had als profclub. Voorzitter Paul van Loenhout maakte het besluit bekend die moeilijk maar moedig en verstandig zou zijn. Dat bleek niet alleen uit de profetische woorden van secretaris Schaffels in 1955: “Zoals het zich op dit moment laat aanzien, zullen er in de eerstkomende jaren wel meer slachtoffers vallen, die nu menen, dat zij het in het betaald voetbal zullen redden”.
In de komende jaren zal het aantal semi-profclubs inderdaad fors dalen. Mede door de KNVB, die een levensvatbare ondergrens vaststelt van 2000 toeschouwers gemiddeld per jaar per club. Ongeveer de helft van de totale aantal profclubs zou in 1971 teruggebracht zijn tot ongeveer 40 clubs, deels door eigen keuze deels door de KNVB bepaald.
Icoon: Coen Dillen: Overal en altijd “Het Kanon”.
Coen Dillen werd geboren op 5 oktober 1926 in Strijp te Eindhoven. Hij is
de vijfde telg van de elf kinderen van de familie. Op zijn 11e ging hij bij Brabantia voetballen. Omdat destijds een leren bal te duur was had hij al snel een eigen bal gemaakt. Van kranten omwikkeld met touw. Op zijn 15e ging hij naar PSV maar keerde na één seizoen terug naar Brabantia. Op 18 jarige leeftijd ging hij, voor drie jaar, als vrijwilliger naar de marine en stopte met voetballen. Na zijn dienstperiode keerde hij in 1947 terug bij Brabantia. De club stond op het punt te degraderen en er moesten degradatiewedstrijden worden gespeeld tegen Sittard en Kerkrade. In de beslissende wedstrijd tegen Sittard scoorde Coen Dillen twee maal en degradeerde Brabantia niet door een 4-2 overwinning.
In 1949 begon hij opnieuw bij PSV die tot en met het seizoen 1960/1961 zou duren. In het seizoen 1956/1957 scoorde Dillen 43 keer wat tot heden nog steeds een record is. Hij is een voetballer met een beperkte techniek maar met een ongenadig hard schot. Aan dit harde schot en velen beweren dat hij harder kon schieten dan Ronald Koeman, dankt hij zijn bijnaam. Aan het eind van zijn carrière speelde hij vanaf 1961 nog twee seizoenen voor Helmondia ’55.
De persoon Dillen zorgt er niet voor dat de biografie “Het Kanon” van journalist Jeroen van Berk spraakmakend wordt. Hij is een rustige, bescheiden en norse Brabander die erg op zijn rust gesteld is. In totaal speelde hij 483 wedstrijden waarvan 328 voor PSV. Zijn loopbaan bij Oranje bleef beperkt, vooral vanwege de moordende concurrentie zoals: Faas Wilkes, Kees Rijvers, Abe Lenstra, Andre Roosenburg, Noud van Melis, Coy Koopal, Jan van Roessel, Cor van der Gijp dus topaanvallers zat. Maar ook in het Nederlands elftal behaalde hij een mooie hoge cijfers: vier goals in vijf interlands, een prachtig, typisch Dillen gemiddelde. Na zijn actieve loopbaan is hij nog twee seizoenen trainer geweest van amateurvereniging Nuenen.
In 1966 is hij definitief gestopt met voetballen en trainen. Coen Dillen had een sigarenzaak aan de Frederiklaan in Eindhoven, dezelfde straat waaraan het Philips Stadion ligt. Dillen overleed in 1990 op 63-jarige leeftijd tijdens een vakantie in Zeeland aan de gevolgen van een hartstilstand. Coen Dillen kind van RKVV Brabantia werd volwassen bij PSV. Aan de oostkant van het PSV-stadion is een standbeeld te vinden van hem en tevens is de museumachtige opgang aan de zuidkant van het Philips-stadion naar hem vernoemd, de Coen Dillen promenade.