1912: Roosendaal kleurt oranje.
Het Brabantse Roosendaal is begin 1900 een bruisende industriestad. Mede door een internationale spoorverbinding is er keur aan bedrijvigheid. Zo is er de Koninklijke Stijfselfabriek v/h F. Heumann & Co, Zijn er vijf tabaksfabrieken waaronder de KAVEEWEE als ook de Van Gilse Kandijfabriek. Zij gaven aan velen bestaanszekerheid zoals werk en een gezinsinkomen maar er werd ook gedacht aan ontspanning.
Sport en ontspanning en een gezonde geest in een gezond lichaam waren in die tijd opkomende begrippen. Maar het was ook een tijd dat de eerste wereldoorlog aan de buitengrenzen voor spanning en overlast zorgen. Op vrijdag 31 juli 1912 kwamen in de Roosendaal wijk Kalsdonk, Anton Poldermans en caféhouder Frans Mathijssen samen. Daar in een café aan de Kalsdonksestraat besluiten de heren een voetbalclub met de naam Excelsior op te richten. Frans Mathijssen neemt zowat alle taken binnen de jonge vereniging op zich. Hij wordt voorzitter, secretaris en penningmeester tegelijk en op het veld is hij ook nog eens aanvoerder van het elftal. In de eerste jaren wordt er nog niet in competitieverband gespeeld, maar onderling tegen buurtclubjes en militaire teams.
Neutraal maar ook zorgzaam.
De 1e wereldoorlog is achter de rug. Nederland was neutraal maar vooral de grensprovincies hebben te maken gehad met een dramatische toeloop van duizenden families uit België op de vlucht voor de Duitse bezetter. Op een bevolking van 18.000 Roosendaal inwoners zorgden 60.000 vluchtelingen voor een enorme chaos. Deze ontheemden keerden na 1908 weer terug naar hun vaderland. De crisis was voorbij en de rust in de regio kwam weer terug. In het begin van deze eeuw kwam Nederland en de Roosendaaljeugd in de ban van de populair geworden voetbalsport, overgewaaid uit Engeland. In ons land komen jongens na het werk samen en beoefenen ter ontspanning voetbal.
Kampioenschappen en naamsveranderingen.
Excelsior speelt in de Rooms Katholieke Voetbalbond van het bisdom Breda en wordt kampioen en promoveert naar de B-klasse. De kleuren waarin gespeeld wordt is Blauw-Zwart. Het is een echte volksclub en bijna alle leden zijn geboren in Kalsdonk, een kleine maar echte volksbuurt.
Voetbal ontwikkeld zich langzaam maar zeker als een olievlek over de provinciën. Naarmate de seizoenen vorderen blijkt dat meerdere voetbalclubs dezelfde naam dragen. Er volgen drie kampioenschappen waarna de selectie zich sterk genoeg voelt om de overstap te maken naar de Brabantsche Voetbalbond. Omdat daar al een club speelt met de naam Excelsior wordt deze, als ode aan het koningshuis, veranderd in Oranje Wit. De clubkleuren worden logischerwijs vervangen door een oranje shirt en witte broek. In het seizoen 1919/1920 werd de club kampioen van de 1e klasse zonder enige nederlaag en maakt het promotie naar de 3e klasse van de Nederlandsche Voetbal Bond (NVB). Voetbal was rond 1920 voorbestemd voor mannen, zo was de heersende gedachte. Opvoedkundigen vonden dat het spierweefsel/beendergestel van vrouwen te week en het spel te ruig was. De vrouwen zouden er psychologische en fysiologische schade door op lopen. Gespeeld wordt er op één van de vele weilanden in Kalsdonk en aan de Bredaschebaan maar ook waar nu het Marconiplein is en bij de voormalige Marechausseekazerne.
De naam veranderd, de kleur niet.
In 1920 volgde er promotie naar de landelijke NVB en opnieuw werd de naam veranderd, nu in vv Roosendaal. Onder de nieuwe naam speelt de Brabantsche formatie in het seizoen 1920/1921 om de titel. De competitie in de 3e klasse was klein met maar twee tegenstanders, daarom werd er in dubbele speelronden gespeeld. In het seizoen 1921/1922 mist de vereniging nipt titel. Met een punt verschil laat het de eerste plaats aan ’t Zesde, een militair team uit Breda. Voor het eerst speelt Roosendaal in de competitie een stadsduel tegen Alliance.
1924: Moddergooien in en naast het veld.
In het seizoen 1923/1924 werd de selectie, wel kampioen van de 2e klasse, en speelt het promotiewedstrijden. Nadat Roermond werd verslagen is De Valk uit Valkenswaard de laatste tegenstander. Het werd een duel in een modderpoel van Valkenswaard. Na 20 min. in de tweede helft werd de wedstrijd gestaakt door de scheidsrechter. Het veld is onbespeelbaar maar na een uur fluit van Engelen voor hervatting. De stand is 3-0 in het voordeel van De Valk. Roosendaal besloot een protest in te dienen tegen de leiding en niet verder te spelen. Het duurde een maand eer de beroepscommissie tot een uitspraak kwam.
Aan alle schermutselingen kwam op de navolgende zondag een eind. VV Roosendaal verliest en de kans om in de 1e klasse tegen de Roosendaalse Boys te spelen voorbij. Extra jammer want twee eerste klasse clubs in de kleine gemeente zou bijzonder zijn.
Twee rivalen omarmen RBC .
Het was in het begin van de twintigste eeuw voor vele verenigingen moeilijk om een vast speelveld laat staan een kleedruimte te hebben. Vaak moest men weer verkassen omdat de grondeigenaar andere plannen had of was het de gemeente die de grond bouwrijp wilde maken. Rond 1920 werd er gespeeld op een weiland aan de Brugstraat, gelegen op de plaats waar nu het Norbertuslyceum staat. Omkleden deed men met de tegenstander in café de Monopool. Om het voortbestaan van de club te garanderen, wordt er op 16 juli 1927 gefuseerd met de Roosendaalsche Boys uit dezelfde wijk, en ontstond de naam RBC, de Roosendaal Boys Combinatie.
Voetballen tijdens de 2e wereldoorlog.
Tot aan de Tweede Wereldoorlog speelde RBC in de 2e klasse en eindigde het meestal in de middenmoot. RBC heeft verschillende malen de kans gehad op een eretitel. In 1938/1939 eindigde zij met een gelijk aantal punten met Middelburg. Maar de noodzakelijke beslissingswedstrijd werd in de verlenging op de Raayberg in Bergen op Zoom verloren. Inmiddels was de Oostenrijkse trainer Otto Pinter aan gesteld. In de periode 1939/1940 stond RBC wederom op de bovenste plaats maar omdat het hier om een noodcompetitie ging kon er niet worden gepromoveerd. In november 1940 werd er een eigen jeugdafdeling opgericht op initiatief van Jan van Gorp sr. en Toon van Zitteren. Deze jeugdafdeling blijkt een schot in de roos te zijn zo zou later blijken.
Het is seizoen 1940/1941 en ondanks dat verschillende leden van RBC in Duitsland moeten gaan werken, wordt RBC op 11 mei 1941 kampioen van de 2e klasse A. De tegenstanders in de promotie/degradatiewedstrijden zijn Picus, Limburgia, Standaard en Miranda. RBC wordt slechts derde en behaald dus opnieuw niet de 1e klasse. In het seizoen 1944/1945 komt de competitie vanwege de 2e Wereldoorlog stil te liggen. Er worden alleen maar vriendschappelijke wedstrijden gespeeld en RBC kroont zich weer tot de beste club van Roosendaal in een onderlinge competitie met de zusterverenigingen.
Na de bezetting de bevrijding.
Het is 1945 als heel Nederland bevrijd is. De NVB krijgt de Koninklijke titel weer terug. De KNVB deelt R.B.C. voor het seizoen 1945/1946 in de zuidelijke 1e klasse, de hoogste voetbalafdeling in Nederland. Eindelijk krijgt de club waar het zolang op had gehoopt. Vol overgave speelt RBC tegen de landelijke top. Alras blijkt dat alleen enthousiasme onvoldoende is om zich te handhaven. Van de twintig wedstrijden werden er slechts twee gewonnen en de club degradeert.
Het zou tot het seizoen 1949/1950 duren eer we de Roosendalers weer in de 1e klasse terug vinden. Een jaar later kreeg RBC een eigen stadion aan de Zwaanhoefstraat, De Luyten geheten. In 1951 komt daar een fraai paviljoen/clubhuis bij. RBC kreeg als een van eerste verenigingen van het land in 1953 een eigen lichtinstallatie. De eerste lichtwedstrijd tegen Willem II bracht duizenden toeschouwers op de been. Bij de introductie van het Nederlands betaalde voetbal in 1954/1955 was RBC van de partij. waar het debuteerde op 28 november 1954 met een 1-0 overwinning op het Xerxes van Coen Moulijn. De basis van de thuisclub bestond uit lokale helden zoals de latere bondscoach George Knobel.
Met de RBC mars klinkt de trots van de club en de stad.
Oude RBC’ers wisten ergens nog wel van het bestaan, maar onlangs is ie weer opgedoken: de R.B.C.-mars. Met het terugvinden van de in 1948 gecomponeerde mars wordt de toch al unieke identiteit van onze club nog verder versterkt. Met de R.B.C.-mars kan RBC zich scharen in een gerenommeerd rijtje clubs, zoals Sparta (Sparta-marsch, 1909), Ajax (Ajax-marsch, 1918), Willem II (Hup Willem II, stoere kerels, 1928), Excelsior (Ferme jongens, stoere knapen, 1942) en PSV (Voor rood-wit gezongen, 1950). De R.B.C.-mars is in 1948 gecomponeerd door de Roosendaalse componist A.J. Maas (1893-1958). Hij was onder meer dirigent bij Erato en De Gildezonen en werkte bij muziekuitgeverij Tierolff. Het is niet bekend of hij de R.B.C.-mars componeerde in opdracht van het RBC-bestuur of op eigen initiatief.
Clubicoon George Knobel: Geboren in een trainingspak.
George Knobel ziet het licht in Roosendaal op 10 december 1922. Als jongen uit een arm gezin leerde hij in de jaren dertig het vak van sigarenmaker, maar voetbal werd zijn grote liefde. Als zoon van een sigarenmaker groeit hij op in bittere armoede. Zijn vader zat als seizoens arbeider drie tot vier maanden per jaar zonder werk. ‘Toen ik twaalf was moest ik dus ook het vak gaan leren. Moest? Ik had het geluk. En ik verdiende, terwijl ik vijftig uur per week werkte, een cent per uur. Als jongen van twaalf kwam ik thuis met twee kwartjes en dan kreeg ik van mijn moeder aan het eind van de week een stuivertje terug. Ik was dan rijk ten opzichte van de andere jongens in de buurt’.
George woonde aan de Bredase Baan, een volksbuurt in Roosendaal. ‘Ik was leerling-sigarenmaker toen de oorlog uitbrak en werd met een paar kameraden als dwangarbeider naar Duitsland gestuurd en maakten daar duikboottorens. We zijn een keer gevlucht uit de fabriek en hoorden bij Essen de bommenjagers van de RAF langs onze oren suizen. Angst heb ik nooit gehad. Na de oorlog werd ik productiebaas bij Philips. Niet slecht voor een knaap die alleen lagere school heeft gedaan want Mulo konden we thuis niet betalen. Tijdens een partijtje straatvoetbal werd hij gadegeslagen door kapelaan Koenraad. , Die man was onze geestelijke adviseur en heeft mij ontdekt.
” Ik werd eerst lid van BSC, want RBC had toen nog geen jeugdafdeling. Pas later werd dat mijn cluppie. ‘Ik ben op mijn vijfde gaan voetballen. Toen waren zelfs de kleinste voetbalschoenen nog te groot. Voor kinderen in onze sociale positie was er maar één sport. De arbeidersjongens konden de straat op. ‘Het was armoede maar als kind realiseer je je dat niet. Ik vind nog steeds dat ik een gelukkige jeugd heb gehad. Maar als je de beelden terughaalt! Hoe de mensen gekleed waren. Allemaal met petten op, donkere petten. De grauwheid. En de vrouwen die naar de markt gingen. Het enige wat ze hadden was hun schone schort. Sommigen hadden een omslagdoek. “Je ziet daar je eigen moeder tussen, dan voel ik medelijden. Nog steeds”.
” Ik kon leuk voetballen merkte ik, want iedereen wilde me erbij hebben. En dan sta je met je veertien jaar plotseling in het eerste elftal van een 2e klasser. Natuurlijk ging ik niet naar een andere club. Daar dacht je niet aan, dat was verraad. Ik bleef hangen bij RBC en het werd 1954 betaald voetbal. ‘Nou jongens, werd gezegd, jullie krijgen betaald voor de trainingen, een rijksdaalder per keer, drie avonden per week en als je een wedstrijd wint krijg je dertig gulden en als je gelijk speelt vijftien. Ik haalde het zuidelijk elftal, maar de verdiensten waren zodanig, dat ik in Roosendaal mijn baan bij Philips niet wilde opgeven voor een betere club dan RBC.
Tot zijn 37ste speelde Knobel bij RBC en was een goede voetballer, een aanvaller die veel doelpunten maakte, tot een beenbreuk hem deed uitwijken naar het middenveld. ” Ik heb alle diploma’s van de KNVB gehaald in Zeist. Binnen de kortste keren was ik coach van MVV met een Willy Brokamp en Jo Bonfrère. Brokamp was een kind van zijn tijd. Een vrijbuiter in moderne kleren. Hij speelde toen nog in het tweede. Wat een talent! Ik ben nooit meer zo’n goeie vent tegengekomen. Hij zat vaak in het café, maar vloog nooit uit de bocht, Het liep vijf jaar lang op rolletjes bij MVV en wij wonnen vaak van Ajax. Blijkbaar heeft dat indruk gemaakt, want op een avond hing voorzitter Jaap van Praag aan de lijn. Ajax was in 1973 de god van het wereldvoetbal. Als je aan de andere kant van de wereld met een speldje van Ajax rondliep, kreeg je een maaltijd aangeboden “.
” Ik ging minder verdienen dan bij MVV maar voor de helft van het geld was ik ook naar Ajax gegaan. Na twee maanden ging Cruijff naar FC Barcelona. Het vertrek van Cruijff was voor mij een geweldige teleurstelling. Mijn vrouw raadde me aan om gelijk op te stappen. Pure intuïtie. Zonder Cruijff was Ajax een boom zonder vruchten. En die boom was niet verschrikkelijk groot. Sjaak Swart was gestopt en Jan Mulder was geblesseerd. De club had alles gewonnen wat er te winnen viel. De sfeer werd een tikje losser. Ajax was een popgroep in die tijd. In januari 1974 werd Ajax winnaar van de wereldcup over twee wedstrijden tegen AC Milaan. ‘Toen we aankwamen op Schiphol, werden we ontvangen als de Beatles. Maar ja, het voetbal werd steeds minder zonder Cruijff. Er zat geen zout in de aardappelen’.
” Toen kwam het beruchte interview met een gloednieuw tijdschrift. Die journalisten moest lezers trekken. `Ajax gaat kapot aan drank en vrouwen’, stond er boven mijn verhaal. Ik mag hier ter plekke doodvallen, als ik die woorden letterlijk zo heb uitgesproken. Ik heb gezegd: ” sommige jongens doen een beetje te veel aan een wijntje en een Trijntje’. Dat klinkt al een stuk genuanceerder maar mijn laatste uur had geslagen. Het gesprek met Van Praag heeft vijf minuten geduurd en toen stond ik buiten. ” Een paar uur na mijn ontslag hing Cruijff aan de lijn. Of ik vakantie wilde komen vieren in Barcelona. Een mooi gebaar maar ik had geen behoefte aan rust”.
” Ik heb Johan nog nooit kritiek horen uiten op zijn trainers of zijn medespeler maar wel op het bestuur. Hij was een vakman met uitzonderlijke kwaliteiten die op een bijzondere manier leefde. Hij rookte verschrikkelijk veel, sliep weinig, maar als hij er moest zijn, dan was hij er. Een volmaakte prof. ” Knobel kreeg vrijwel meteen een aanbod van de KNVB en bleef ik twee jaar bondscoach. In 1975, stapten de PSV-ers Jan van Beveren en Willy van der Kuijlen boos op tijdens een training van het Nederlands Elftal in Polen. George Knobel had de training stilgelegd om de later arriverende vedetten Johan Cruijff en Johan Neeskens de hand te schudden. “Alsof de koning van Spanje kwam”, reageerde Willy van der Kuijlen destijds verbolgen. Het irriteerde de PSV spelers dat Ajax internationals wel heel erg op een voetstuk werden gezet.
In die KNVB functie voelde Knobel zich niet op zijn gemak en bij momenten zelfs eenzaam. Zo was hij verplicht om de vele bondsvergaderingen bij te wonen. ” Zes wedstrijden per jaar, maar wel duizend vergaderingen. Nadat zijn echtgenote op 26 juni 2010 aan Alzheimer overleden was, werd enkele weken later bij Knobel dezelfde ziekte geconstateerd. De zachtaardige George Knobel overleed op 5 mei 2012 in zijn woonplaats Roosendaal op 89-jarige leeftijd.
1954: Semi-profvoetbal in Nederland met twee parallelle competities.
In het najaar van 1954 startten er twee prof-competities in Nederland. De ‘wilde’ profbond NBVB begon met een competitie, alsook de KNVB die onder druk betaaldvoetbal toeliet in de 1e klasse. Na besprekingen tussen de KNVB en de NBVB werd de vrede gesloten. In november seizoen 1954/1955 werd begonnen met een nieuwe competitie. De NBVB clubs fuseerden of gingen op in bestaande structuren. Het semi-profvoetbal bestaat enige jaren uit een eredivisie en twee 1e en 2e divisies. Legendarische trainers bij RBC waren Wim de Bois, Tinus van der Pijl en Co Stijger. Frans Mathijssen mede- oprichter van RBC had in 1955 inmiddels zijn voorzittershamer overgedragen. Bij het 75-jarige bestaan van RBC in 1987 werd hij als dank voor zijn inzet tot erevoorzitter van de club gekroond.
19 mei 1957: Een historische datum.
In het seizoen 1956/1957 werd R.B.C. kampioen van de 2e divisie en promoveerde naar de 1e divisie. Het is het hoogtepunt uit de geschiedenis van de Roosendaal vereniging van na de oorlog. Een bijzonderheid is ook de samenstelling van een elftal dat louter bestond uit jongens uit de eigen opleiding.
Uit de eigen jeugdopleiding kwamen Piet van Osta, Adrie Roks, Jan van Gorp, Theo Laseroms, ‘Tufke'(Kees) van Haperen, Piet Bruyninckx, Cees Cools, en Cees Vermunt alias ‘Ceesje Munt’. De laatste drie werden ook wel The Big Three genoemd. Van deze clubiconen zou Piet Bruyninckx uiteindelijk 21 jaar in het eerste elftal uitkomen. De selectie verdiende de promotie in de laatste wedstrijd door een 5-0 op DHC.
Uitgebreide beelden van 20 minuten uit het West Brabants Archief helaas zonder geluid. Op deze film zien we: Het publiek wandelt naar stadion De Luyten, portretten van de elftalspelers, de spelers betreden het veld; de tegenpartij DHC in groen-zwart en uitgebreide beelden van de wedstrijd en erna met het overhandigen van de krans. Tot slot de harmonie Vlijt en Volharding met het kampioenschapsfeest. Dat er zo uitgebreid werd gefeest komt voort uit het ontbreken van titels in de naoorlogse periode en de vermoedelijke verwachting dat het wel weer even zou duren eer de vlag in top gaat wapperen.
Met bovenstaand elftal debuteert RBC in 1957/1958 in de 1e divisie en handhaaft het zich moeizaam. Het behaalt uiteindelijk drie punten meer dan degradant het Haarlemse EDO. Het verschil in kwaliteit tussen de 1e en 2e divisie bleek aanvankelijk erg groot. Na een aantal jaren van gewenning waarbij het ternauwernood degradatie wist te ontlopen,
Onderzoek levensvatbaarheid profclubs
Op 19 augustus 1957 opent dagblad Het Vrije Volk met een kritisch rapport betreffende het betaaldvoetbal. Vooral bij de tweede divisieclubs staat het water aan de lippen. Zoals hierboven al gemeld kiest Top Oss voor een teruggang naar de amateurs. Van haar banktegoed van 50.000 gulden heeft Top in twee seizoenen de helft al opgesoupeerd. Een overzichtelijke lijst laat zien hoe de verenigingen er qua inkomsten voor staan. Hieronder een indicatie overzicht. In de linker kolom: Totaal aantal bezoekers over 14 wedstrijden, middelste kolom: Gemiddelde, rechter kolom: Inwonersaantal per 31 december 1956.
Club icoon Theo Laseroms: Theo de Tank.
RBC heeft in haar geschiedenis een paar spelers gekend die nationaal naam maakten. De eerste was de reeds omschreven George Knobel als trainer van Ajax en het Nederlands elftal. De tweede is international Theo Laseroms eveneens geboren te Roosendaal op 8 maart 1940. Hij was een spijkerharde verdediger die zijn grootste successen boekte bij Feyenoord. Samen met ‘ijzeren’ Rinus Israël vormde Theo in De Kuip een sterk centraal duo. Zij boekten met hun club grote successen zoals de Europa Cup I in 1970.
Theo Laseroms begon met voetballen in de straten van Roosendaal. Hij werd veelvuldig opgepakt door de politie en mocht het bureau pas weer verlaten als hij strafregels had geschreven: ‘Ik mag nooit meer voetballen op straat’. Toch deed hij dit iedere keer weer. De ouders van Theo waren dan ook blij dat hij op negenjarige leeftijd mocht gaan voetballen voor RBC. Hier ontwikkelde Theo zich tot een felle rechtsbuiten, die als zestienjarige al een basisplaats had afgedwongen bij de 2e divisionist. Een jaar later, in 1957, zou Laseroms met RBC-kampioen worden en promoveren naar de 1e Divisie. In 1958 haalde NAC de aanvaller binnen. Hij ontwikkelde zich en werd al gauw international van Jong Oranje. De absolute top was volgens Laseroms enkel bereikbaar als hij in de Randstad zou spelen, dus werd het een transfer naar Sparta.
In Rotterdam werd Laseroms omgeturnd tot de keiharde en gevreesde verdediger waar iedereen hem van kent. Trainer Wiel Coerver zette hem centraal in de verdediging en op het Kasteel kreeg hij de bijnaam ‘ Theo de Tank’. De doorbraak van Theo was definitief en in 1965 debuteerde hij voor Oranje, waar hij zes interlands zou spelen. Zijn tweede interland speelde hij overigens als spits, omdat bondscoach Denis Neville tegen Zwitserland ‘een soort met dynamiet geladen speerpunt’ zocht.
Privé had Theo inmiddels echtbreuk gepleegd. Hij was er met de dochter van een bekende Rotterdamse bakker vandoor gegaan, ten gevolge waarvan zijn leven totaal op zijn kop stond. Theo Laseroms vluchtte naar Amerika, ging voor de Pittsburgh Phantoms spelen. Theo hing echter dagen in de kroeg en werd 14 kilo zwaarder. Manager Guus Brox van Feyenoord kreeg het verval van Theo te horen en ging met hem in gesprek en raakte kennelijk een gevoelige snaar bij hem. In de tijd dat Theo voor Sparta speelde en tegen Feyenoord uitkwam, noemde men hem op Zuid: De grootste schopper aller tijden! Theo werd Feyenoorder en intussen volgde hij dagelijks een zware boks training, om het overtollige vet kwijt te raken. Bij zijn eerste wedstrijd in de Kuip ‘68/’69 werd hij uitgefloten door het legioen, totdat hij zijn beroemde lange slidings inzette en er een enthousiast gebrul van de tribunes opsteeg, met een langgerekt: “Theeeoooo, Theeeooo!!!” Theo Laseroms kwam op 25 april 1991 op jonge leeftijd te overlijden in Zwolle. Hij werd 51 jaar.
Achter sombere tijden breekt de lach door.
Aan het einde van het seizoen 1961/1962 greep de KNVB in en moesten 20 van de 36 clubs verdwijnen. RBC ontliep de dans door een veilige vierde plaats in de 1e divisie. Ook in 1962/1963 leunde RBC met een vierde plaats tegen de top aan en leek een stabiele factor in de 1e divisie. Langzamerhand is de rek uit de selectie en handhaaft RBC zich opnieuw maar net boven de degradatielijn. Niet onverwacht kwam dan ook het seizoen 1968/1969. Ondanks alle energie is de spelersgroep te smal in grote en potentie en als ook het geluk een keer ophoud valt het doek en daalt RBC af naar de 2e divisie.
Clubicoon Kees Vermunt: Bijna een eeuw lang RBC lid.
Clubicoon en oud-speler Kees Vermunt is geboren te Roosendaal op 22 mei 1931. Bij zijn debuut in het eerste elftal van RBC, in 1946, was hij 15 jaar oud. Kees Vermunt speelde 750 wedstrijden en scoorde 125 doelpunten voor het eerste elftal.
Vermunt speelde van zijn vijftiende tot zijn vierendertigste in het eerste elftal van RBC om in 1957 kampioen te worden van de 2e divisie. In de jaren vijftig vormt Vermunt samen met Kees Kools en Piet Bruijninckx De Grote Drie van RBC. Kees is na zijn lange oranje loopbaan, nog steeds clubtopscorer met 125 doelpunten. In zijn carrière speelde hij diverse jeugdinterlands. Viermaal tegen de Belgen en één maal in en tegen Luxemburg met het Zwaluwen Team. Het hoogtepunt werd zijn selectie op 19 jarige leeftijd voor het Nederlands Elftal. Het is bij een vriendschappelijke wedstrijd tegen Kopenhagen op 18 juni 1950 in het Olympisch Stadion te Amsterdam: De einduitslag is 8-1 met 2 doelpunten van Kees Vermunt die toen samen met o.a. Kees Rijvers en Abe Lenstra in de voorhoede speelt.
In 1964 werd hij trainer in het amateurvoetbal waarin hij acht keer kampioen werd, waarvan drie maal op rij in de 1e klasse met RBC en in 1973 tevens algeheel zondag kampioen. In 2017 mocht Kees Vermunt op 87-jarige leeftijd het eerste exemplaar van het jubileumboek over RBC uit handen van schrijver Eddy Janssen ontvangen. Kees was toen al bijna 80 jaar lang lid. Enkele maanden later werd Kees Vermunt getroffen door een herseninfarct. Hij overleed anderhalf jaar later in een zorgcentrum in Rucphen op 16 september 2019.
RBC terug naar de amateurs.
In 1970/1971 wordt de 2e divisie opgeheven. De KNVB zag teveel profclubs onder het bestaansminimum zakken en voerde een sanering in. De beslissing of een club verder kon in het profvoetbal of diende te verdwijnen, werd opgemaakt op basis van het toeschouwers gemiddelde over de afgelopen vijf seizoenen. De elf clubs met het laagste gemiddelde moesten wijken met daarbij RBC. De Roosendaal Boys Combinatie werd na zestien jaar terug gezet naar de amateurs.
Journalist Johan Derksen: Visie op de KNVB sanering.
“De voorzitters waren destijds notabelen, die niet werden geremd door enige kennis van zaken. Eerst beschikte RBC over een militaire arts als clubleider, later nam een rooms-katholieke broeder de voorzittershamer over. Broeder Liquorio was er verantwoordelijk voor dat RBC in 1971 een van de slachtoffers werd van de grote sanering in het betaalde voetbal. De KNVB selecteerde op basis van de toeschouwersaantallen. De voorzitter van RBC was uitermate correct door de clubleden, die gratis entree hadden, niet mee te rekenen. Eerlijk maar ook roomser dan vele andere clubs. RBC gaf alleen de verkochte kaartjes op, waardoor het gedwongen terugkeerde naar de amateurs.
De grootste overwinningen in het semiprof bestaan waren RBC- Velox 8-1 op 9 juni 1963 en RBC- EDO 7-0 op zondag 7 mei 1970 vlak voor de sanering. De grootste nederlaag uit de historie was uit tegen Alkmaar ’54 op zondag 23 februari 1958 namelijk 8-0. Op grond van een gedegen beleidsplan weet de RBC organisatie in 1983 de KNVB te overtuigen en keert met de verkregen proflicentie terug in het betaaldvoetbal met als historisch hoogtepunt de KNVB bekerfinale tegen Ajax in 1986. De club werd op 8 juni 2011 failliet verklaard. De 99 jaar oude club slaagde er niet in voldoende financiële middelen aan te trekken om een sanering van schulden mogelijk te maken. Ook een directe doorstart als amateurclub bleek financieel niet haalbaar. Een dag later werden de eerste plannen op papier gezet om te komen tot een herstart van RBC. Een half jaar later werd op 2 december 2011 de vereniging RBC heropgericht en speelt het inmiddels in de 2e klasse van de amateurs.