1910: De Delfia Hollandia Combinatie
DHC is ontstaan op 19 maart 1910 uit twee kleine verenigingen t.w. Hollandia en Delfia. De fusiegesprekken vonden plaats in het Stations-koffiehuis. Na een paar jaar van interne verdeeldheid, diverse bestuurswisselingen en het vertrek van selectiespelers wist de vereniging een vast koers te varen. De Delftse combinatie vond een speelveld aan de Buitenwatersloot, een afwatering net buiten de vesting Delft. Na vijf jaren viert de club in 1915 haar eerste kampioenschap in de 1e klasse regio Den Haag .
DHC verhuist in 1916 naar de Laan van Vollering en voorziet het terrein van een houten overdekte zittribune met een clubhuis. De club promoveert naar de derde klasse van de landelijke NVB. Het gaat snel want in 1915/1916 promoveert de selectie nu naar de 2e klasse. In de NVB bekercompetitie seizoen 1917/1918 reikt de Delftse ploeg tot de kwartfinale waarin het thuis met 0-2 verliest van VVA. Ook twee jaar later werd DHC pas in de kwartfinale uitgeschakeld, nu door het Haagse VUC.
1922: DHC onder Engelse invloed.
In 1922 stelde DHC zijn eerste trainer aan, de Engelsman Gus Smith. In Engeland was voetbal zo’n beetje uitgevonden en daar moest de kennis dus vandaan komen. DHC werd succesvol en in het seizoen 1922/1923 behaalde men de titel in de 2e klasse en werd er gestreden in een halve competitie met SVV en FC Hilversum om promotie naar de hoogste klasse. De deur naar de 1e klasse viel echter dicht na een 2-1 verlies tegen SVV.
DHC kwam op stoom en haalde in 1925 de finale van de prestigieuze Zilveren Bal. In Rotterdam werd er met 2-0 van Sparta verloren maar de naam DHC kreeg allure. De Zilveren Bal was in de eerste helft van de 20e eeuw een voetbaltoernooi, georganiseerd door Sparta en Feijenoord dat jaarlijks voorafging aan het seizoen en in Rotterdam werd gehouden. De aanloop van de vele toeschouwers naar Sportpark Vollering achterhaalde al snel de krappe behuizing zodat langs alle zijden tribunes verrezen met een capaciteit van 15.000 bezoekers. Op 28 augustus 1928 werd ook het clubhuis geopend. Dan volgt er een aantal jaren van opbouw van haar selectie tot aan het voorjaar van 1932. Intussen kende de club in 1931 zijn eerste international. Het is Joop van Nellen die debuteerde in een wedstrijd tegen Frankrijk. Vervolgens is er weer eens wat te vieren bij DHC met een groot feest.
1932: DHC rijst op richting de 1e klasse
In 1931/1932 promoveerde DHC naar de hoogste afdeling. Dit gebeurde onder trainerschap van het ‘fenomeen’ de Engelsman Tim Coleman waaronder het door zijn relaxte aanpak plezierig trainen was voor de spelers. De beslissingswedstrijd is thuis aan de Parallelweg tegen Gouda en kende een spannend verloop. Na dertien minuten was het Ottevanger die onze doelman Boot kansloos liet 0-1. Het duurt tot acht minuten in de 2e helft eer DHC haar veldoverwicht weet uit te drukken.
Het is Joop v Nellen die na een panklare voorzet van v/d Sloot het net weet te vinden en is het 1-1. DHC gaat nu helemaal los en drukt Gouda verder terug. Het is nu v/d Sloot die met een bekeken schot doelman Leeflang kansloos laat 2-1. Gouda gaf zich niet gewonnen en probeerde met veel bravoure het tij te keren. De ruimte die DHC vervolgens kreeg werd optimaal benut. Een paar minuten voor het einde is het Ditmars, naar links uitgeweken, die met een laag schot Leeflang verraste en de bal onder zich door zag gaan. Einduitslag een meer dan verdiende 3-1 overwinning. Eindelijk na vier jaar gaat de vereniging de hoogste klasse in en “de man in bonis” is natuurlijk trainer Tim Coleman. Hij heeft inmiddels een erelijst waarop in die tijd niet veel trainers kunnen bogen. Lees meer over Tim Coleman in “Oorlogsheld en Kampioenstrainer” een column uit het blad Sportwereld.
Clubicoon Joop van Nellen: Een voetballiefhebber.
Joop is op 15 maart 1910 te Delft geboren. Als het gezegde ” Wat goed is komt snel” van toepassing is dan is dat in de sportwereld. Joop van Nellen blijkt zo een talent die als de bliksem op zestien jarige leeftijd, zijn debuut maakte in het eerste van het Delftse DHC. Twee jaar later, hij is pas achttien jaar, zit hij bij de selectie van Oranje. Holland zoals dat toen werd genoemd speelde een interland tegen Italië in het San Siro Stadion in Milaan. Een aantal vaste krachten ontbraken en werden vervangen door jonge spelers. Met een gemiddelde leeftijd van 23 jaar speelde het elftal met Joop van Nellen als linksbuiten een frisse onbevangen wedstrijd. Naast Joop debuteerden, de latere klasbakken, Leo Halle 22 jaar en Bep Bakhuys 19 jaar. De uitslag werd Italië-Holland 3-2 wat tegen de olympische bronzen tegenstander een hoopvolle uitslag is. Nellen vond zichzelf met zijn achttien jaar niet extreem jong voor een international. Elk oponthoud in een lager of minder gevorderd elftal achtte hij schadelijk voor de loopbaan.
Zijn carrière werd wel beschadigd door een lelijke blessure, in zijn tweede interland tegen Zwitserland. De Zwitser George Widmer, schakelde, met grof geweld in twee acties, Bep Bakhuys en vervolgens ook Joop van Nellen uit. Maandenlang staat Joop aan de kant met een scheenbeenbreuk en zal zijn derde wedstrijd voor Oranje pas na twintig maanden volgen. Bizar genoeg dan opnieuw tegen de Zwitsers. Joop van Nellen zal daarin zijn sportieve revanche nemen door al na twee minuten de 0-1 te scoren in Zürich. De tweebenige speler vormde lange tijd een vaste keuze in Oranje. Hij was van origine rechts, maar hij had zichzelf de voorzet met links eigen gemaakt. ‘Al bij de adspiranten speelde ik linksbuiten. Niemand was links en mij kon het niets schelen. Ik zei toen: “zet mij daar maar neer.” In 1933 raakte Joop van Nellen zijn plaats kwijt aan DFC speler Kees Mijnders.
Als ‘thuisblijvende reserve’ reisde hij in 1934 aanvankelijk niet mee naar het WK in Italië‘. Toen Mijnders verhinderd was en Van Nellen alsnog werd opgeroepen, kon hij niet direct mee naar het trainingskamp in Cernobbio. Hij schreef af wegens de ziekte van zijn vader. De KNVB vertrouwde het zaakje niet en stuurde Karel Lotsy voor controle. De excuses kwamen vlot en toen zijn vader aan de betere hand was, reisde Van Nellen het elftal achterna. In Italië‘ trof hij een overgeconcentreerde ploeg. “Ze waren allemaal overkookt van de zenuwen.” Na 27 interlands kwam er in 1937 een einde aan zijn interland carrière.
Joop van Nellen was een pure amateur. Voetbal moest vooral gezellig zijn. “Kijk na afloop naar hun gezichten en vooral wat ze drinken. De één zegt met een verveeld gezicht: geef mij maar een koppie thee, maar een borreltje of een glaasje bier, moet toch ook kunnen ? ” De strikte amateurregels kregen Van Nellen na zijn actieve tijd toch te pakken. Hij had voor de oorlog 2,50 gulden onkostenvergoeding aangepakt voor het trainen van derdeklasser Laakkwartier en werd daarom in 1946 uitgesloten van het spelen van de Nieuwjaarswedstrijd met de oud-internationals bij HFC. Dat deze regel juist bij Joop van Nellen de pure liefhebber en amateur werd toegepast, werd in het land gezien als een lachwekkende actie van de KNVB. Termen als te flauw voor woorden en roomser dan de Paus werd er gehoord en geschreven. Joop van Nellen overleed op 14 november 1992 in zijn geboortestad Delft.
1940/1945: Voetballen in oorlogstijd.
Gezien de spanningen langs de Duitse grens en de militaire troepen opbouw besloot de KNVB op 9 september 1939 een Noodcompetitie in te stellen. In de competitie werden de ploegen meer naar geografische ligging dan naar sterkte ingedeeld en er was geen promotie en degradatie mogelijk. De wedstrijden begonnen op 24 september 1939.
Enkele wedstrijden voor het einde, op 10 mei 1940, viel het Duitse leger Nederland binnen. De competitie kwam enkele weken stil te liggen, maar werd eind mei alweer hervat. De 1e klassers speelden hun resterende wedstrijden nog uit. Feijenoord was op zondag 5 mei vlak voor de Duitse inval al kampioen geworden. Dit na de wedstrijd DHC- Feijenoord 0-1. In de overige afdelingen werden alleen nog de wedstrijden gespeeld die van belang waren voor het kampioenschap.
Nadat op 15 mei de Nederlandse regering capituleerde en de gevechtshandelingen voorbij waren, begon men voorzichtig weer het normale leven op te pakken, en ook aan voetballen te denken. In eerste instantie leek het er niet op dat er ook nog om het kampioenschap van Nederland zou worden gespeeld, mede door de reisproblemen. Uiteindelijk werd 15 juni toch begonnen met de competitie. Feijenoord werd op de allerlaatste speeldag op 18 augustus kampioen van Nederland 1939/1940 door met 2 – 0 van Heracles te winnen. Omdat het hier om een noodcompetitie ging was het landskampioenschap slechts officieus en werd de gouden kampioensmedaille niet uitgereikt.
Inmiddels hebben de Duitsers de (K)NVB verplicht het Koninklijke uit haar naam te verwijderen en ook om de voetbalcompetitie op normale wijze te laten verlopen. DHC heeft in het seizoen 1940/1941 een grote kans op de titel in de hoogste landelijke klasse. In het eerste jaar van de 2e wereldoorlog speelt DHC tegen ADO in de 1e klasse West om de titel. De heenwedstrijd in het Zuiderpark eindigde niet zomaar in 1-1. Er werd vier maal zeven minuten verlengt en niet gescoord. Een tweede duel moest beslissen wie kampioen zou worden.
Op 27 april gaan beide op herhaling. Nu laat ADO overduidelijk zien de sterkste te zijn en is DHC kansloos. Een zekere pech had de vereniging toen de scheidsrechter een buitenspel doelpunt goedkeurde. Niet te min werd het een verdiende 3-1 overwinning voor de Hagenaars in een sfeervolle Rotterdamse Kuip.
Langzaam maar zeker worden Joden buitengesloten.
In het najaar van 1940 werd bepaald dat Joden geen deel uit mochten maken van het bestuur van de nieuw te vormen eenheidsbonden.
In het voorjaar van 1941 werden op sommige plaatsen sportaccommodaties ‘voor joden verboden’ verklaard, maar dat was nog geen landelijke verordening. Een aantal Joden verliet door dit verbod de‘ neutrale’ clubs en sloten zich aan bij joodse sportverenigingen. De Joodsche Raad meldt in 1941 een 15-tal Joodse sportverenigingen, voornamelijk in Amsterdam. In juni 1941 werd het Joden verboden zwembaden en paardenrennen te bezoeken. Vanaf 15 september 1941 werd het verboden in het openbaar, sport te beoefenen. Op last van de bezetter royeren vrijwel alle Nederlandse voetbalclubs vanaf 15 september 1941 hun Joodse leden.
Verenigingen die onder druk van de bezetter weigeren NSB’ers aan te nemen worden door de Duitsers ontbonden. Alleen PEC uit Zwolle en Unitas uit Gorinchem durven dit. Van beide clubs wordt een prominent lid op transport gezet naar een concentratiekamp. Clubsecretaris Peters van PEC gaat naar Kamp Vught, terwijl Huub Sterkenburg van Unitas uit Gorinchem in een buitenlands concentratiekamp de dood vindt. Sportjournalist Jurryt van der Vooren heeft op Voetbalmonument.nl de namen vermeld van verenigingen en haar leden die door het Duitse oorlogsgeweld zijn omgebracht.
Na de oorlog voetbalt DHC op het tweede niveau.
Tijdens en na de oorlog werden de resultaten van DHC minder en minder. Het dieptepunt werd de laatste plaats in het seizoen 1948/1949 met degradatie naar de 2e klasse als gevolg. Hierna onderging de selectie een stevige verjonging en heeft het even tijd nodig om ingespeeld te raken. De bekercompetitie is een goede test met een gevarieerd aanbod van clubs uit alle rangen en standen.
1950: De jonge DHC ploeg is de bekerverrassing van het jaar.
Een jaar later is er een lichtpuntje tijdens de KNVB bekercompetitie in het seizoen 1949/1950. Na een negental voorronden speelt DHC op 10 juni in Den Haag op het VUC terrein in de halve finale tegen 1e klasser HFC Haarlem. Het elftal verrast een ieder zelfs de meestal kritische media. Het jonge DHC verloor niet het zelfvertrouwen toen Haarlem via Kick Smit al in de eerste minuut een voorsprong nam, 1-0. Met een verfrissende hartstocht bouwden de Delftenaren aanval op aanval. De rood-broeken werden teruggedrongen en Nieuwpoort wist met een keihard schot vlak voor de pauze 1-1 te scoren. Na rust een zelfde spelbeeld waarin DHC op zijn minst gelijkwaardig was. Een kwartier voor het einde raakte de goede Delftse doelman Van Schaik de bal kwijt aan Roozen die listig 2-1 maakte. Het was een meer dan mooie ervaring tegen en goede 1e klasser. Er is weer hoop voor de toekomst.
Seizoen 1950/1951: DHC terug in de hoogste klasse.
Twee jaar achtereen wisten de zwart-groenen zich met kunst en vliegwerk in de 1e klasse te handhaven. De jonge ploeg bleek nog te instabiel/onevenwichtig. Wat volgde was een bijzonder mager 1953/1954 met een laatste plaats. De Delfia Hollandia Combinatie degradeert naar de 2e klasse en speelt in 1954 nog steeds op het nostalgische terrein aan de Laan van Vollering.
1954: DHC ontvangt een proflicentie.
Na een half jaar van gesteggel tussen de nieuwe ‘wilde ‘bond, de NBVB en de KNVB kwam men in het najaar van 1954 tot een overeenkomst over betaald voetbal. Om aan een proflicentie te komen moest het DHC bestuur de voorwaarde accepteren die de KNVB aan elke nieuwe profclub voorlegt. Ongeveer 80 verenigingen schrijven zich in voor de nieuwe competitie waaronder DHC die op het laagste niveau, de tweede divisie ging starten. Aangezien alleen de eerste klasse clubs betaald voetbal mogen spelen, gaat de professionalisering van de Delftse club even de koelkast in. DHC moet toezien hoe voetballers van het eerste elftal in rap tempo het geld achterna gaan en de club verlaten. Als de club zich in 1955 uit de 2e klasse weet te spelen, kan zij alsnog profclub worden. De DHC-leden stemmen massaal vóór het grote avontuur en betaald voetbal in Delft is dan eindelijk een feit.
1955: Het eerste profjaar.
De Delftse selectie wordt in het seizoen 1955/1956 ingedeeld in de 1e klasse C en de trainer is Eef Ruisch. De indeling is op willekeurige wijze tot stand gekomen. Na dit seizoen zullen de clubs op grond van sterkte/zwakte bij elkaar worden geplaatst. Na enkele jaren komen ook de financieel sterkere clubs boven drijven. De prestaties van DHC zijn, na de introductie van het betaalde voetbal wisselend. De vereniging degradeert het eerste jaar naar de tweede divisie en er zijn financiële problemen. Een trainerswissel en veranderingen in het bestuur moeten zorgen voor de ommekeer. De malaise bleef vooralsnog aan met als dieptepunt een laatste plaats in het seizoen 1957/1958. Maar zie daar in de periode 1958/1959 mist de club nipt de titel maar volgt er wel promotie door een tweede plaats achter kampioen ’t Gooi uit Hilversum. DHC maakt de stap naar de 1e divisie en de selectie biedt perspectief op nog betere tijden.
Onderzoek levensvatbaarheid profclubs
Op 19 augustus 1957 opent dagblad Het Vrije Volk met een kritisch rapport betreffende het betaaldvoetbal. Vooral bij de tweede divisieclubs staat het water aan de lippen. Top Oss kiest voor een teruggang naar de amateurs. Van haar banktegoed van 50.000 gulden heeft Top in twee seizoenen de helft al opgesoupeerd. Een overzichtelijke lijst laat zien hoe de verenigingen er qua inkomsten voor staan. Hieronder een indicatie overzicht. In de linker kolom: Totaal aantal bezoekers over 14 wedstrijden, middelste kolom: Gemiddelde, rechter kolom: Inwonersaantal per 31 december 1956.
1959: Stadion aan de Brasserkade in aanbouw.
Het oude stadion aan de Laan van Vollering voldeed niet meer aan de wensen van die tijd en het moest wijken voor de stedelijke vernieuwing. Aan de noordkant van de stad werd er een voor die tijd een gigantisch sportcomplex ontwikkeld. Je verwacht het niet, maar aan de oostzijde van Delft kwam het één na grootste stadion van Zuid-Holland. De Brasserskade, zoals het complex heet, biedt plaats aan 18.000 toeschouwers. Het stadion moest de professionele aspiraties van de club vorm geven en enkele keren raakte het terrein uitverkocht. Het heeft enkele monumentale bouwwerken waardoor een bezoekje aan de Brasserskade een aanrader is.
De club kijkt omhoog en de Eredivisie lonkt.
DHC eindigt in het seizoen 1959/1960 als vijfde wat voor een eerste jaar een mooi resultaat is. De club verhuist in het voorjaar en speelt op 15 mei 1960 voor het eerst op het nieuwe complex de Brasserskade.
De verhuizing lijkt DHC het gewenste zetje te geven. De club professionaliseert mede door de Oostenrijker Friedrich Donenveld als fulltimetrainer aan te stellen. Daarnaast wordt met het aantrekken van een aantal versterkingen de formatie verder op peil gebracht. In het nieuwe seizoen 1960/1961 mist DHC met een tweede plaats nipt promotie en kampioenschap naar de eredivisie. Er is nog hoop in de play-offs voor promotie. Tegenstander De Volewijckers wordt in Amsterdam-Noord op 2-2 gehouden. Thuis krijgt DHC klop met 1-3 en ook deze kans wordt niet benut. Duidelijk is wel dat het voetbal leeft, want de toeschouwers weten de weg weer te vinden. Sportpark Brasserskade Delft is natuurlijk op zijn fraaist als aan alle kanten van het veld de tribunes vol zitten. Het is op een wijze gebouwd waardoor de 18.000 toeschouwers van een goed uitzicht kunnen genieten.
Een tweede grote kans op de Eredivisie.
Een jaar later 1961/1962 trekt DHC de stijgende lijn door en de club mengt zich opnieuw in de titelstrijd om de 1e divisie. Op de allerlaatste speeldag heeft de selectie aan winst genoeg voor de titel. Echter de cruciale wedstrijd tegen directe concurrent Fortuna werd verloren en zo verspeelt de ploeg op één punt het kampioenschap. Er zijn deze keer geen promotie duels dus eindigt DHC opnieuw met een troostprijs.
1962: Finale KNVB beker PSV-DHC.
Ook in de strijd om de KNVB beker bereikt de club in 1962 de finale ronde. Deze werd behaald door te winnen van achtereenvolgens SHS, de Volewijckers, DFC en NAC . In de halve finale wordt er een sensationele 1-0 overwinning geboekt op PSV . In overleg met finalist Sparta wordt de finale gespeeld op het Kasteel. De opkomst, zo verwacht men zal in dit stadion groter zijn en dus ook de te verdelen recette. Het wordt voor Sparta speler Tonny van Ede zijn 500e in het eerste en voor DHC een finale met een pikant tintje. Spits Piet van Miert heeft het vorige seizoen de overstap gemaakt naar Sparta en komt nu tegenover zijn ex ploeggenoot keeper Piet Lagarde te staan. De wedstrijd eindigt na 90 minuten in 0-0 en dus werd het verlengen met een spectaculair einde.
Halverwege de match onder voortdurende regenval raakt Hans Dorjee, namens DHC, twee keer de lat waarna er in de tegenaanval, een doelpunt valt. Het is in een scrimmage waarin ex-DHC’er Piet van Miert, na een misser van keeper Piet Lagarde, de natte bal in het doel frommelt. Het is een Golden Goal die direct beslist dat de beker naar Sparta gaat. Is het door het sompige veld dat de bal die vreemde beweging maakte ? Schokkend is het voor DHC dat net als in de competitie ook in het bekertoernooi met lege handen achter blijft. Dramatisch zeker ook voor Oranje keeper Piet Lagarde die hier nog lang aan werd herinnerd.
1967: Bestaansrecht ter discussie.
Halverwege de jaren ’60 is het verloop onder de spelers wel erg groot en financieel gaat het ook slecht. In 1966 wordt daarom besloten om de amateurtak en de betaaldvoetbal tak te splitsen, om zo de professionele aspiraties voort te kunnen zetten. Aan het eind van seizoen 1966/1967 eindigt DHC op de laatste plaats. In het begin van 1967 laat de KNVB een klein bommetje vallen. De toenmalige sectievoorzitter van de KNVB laat in een interview in een landelijk dagblad weten dat het betaald voetbal erg verzadigd is en dat er flink gesaneerd moet worden. De stichting DHC ’66 wordt als voorbeeld aangehaald als een club die eigenlijk geen bestaansrecht heeft. Het stichtingsbestuur is echter van mening dat als de successen weer komen, de toeschouwers en sponsors de weg naar Sportpark Brasserskade weer weten te vinden. Deze verwachting kunnen echter niet met cijfers worden ondersteund en een financieel beleid voeren gebaseerd op hoop is te riskant.
Clubicoon Piet Lagarde: Gracieuze doelman.
Piet Lagarde werd in Dordrecht geboren op 9 december 1939. Al vroeg in de jeugd bij Emma, werd het keeperstalent van Piet Lagarde opgemerkt. Alleen al op het oog was Piet een hele mooie/stijlvolle doelman met zeer snelle reflexen. Als tiener stond hij in het eerste elftal bij Emma en in juli 1961 verhuisde Piet naar DHC en werd semi-professional. Dat betekende een drukke dagindeling met overdag een baan en s’avonds trainen met op zondag een wedstrijd. De landelijke pers zag het talent en dus maakte Piet zijn debuut bij het Nederlands jeugdelftal met spelers als Coen Moulijn en Sjaak Swart. Een mooie carrière gloort aan de horizon.
Op 1 april 1962 speelt Lagarde zijn eerste interland voor het Nederlands elftal, tegen België. Jammer voor Piet dat de aandacht rondom Oranje verpest werd door de animositeit tussen Feijenoord en Ajax spelers. De interland werd verloren met 4-1 en in de pers werd het debuut van Piet niet genoemd. Alle aandacht ging naar het ontbreken van Ajax en Feijenoord spelers. Ondanks de dikke nederlaag keepte Lagarde een degelijke wedstrijd.
Nu brak er een belangrijke periode aan voor Lagarde, want er wacht de bekerfinale DHC- Sparta. Inmiddels is er een aangekondigde overgang bekend want in de zomer zal Piet naar Sportclub Enschede gaan, dat tot de top van de eredivisie behoort. De bekerfinale tegen Sparta, op het Kasteel werd een curieuze wedstrijd. Na een doelpuntloze negentig minuten werd de verlenging, door een mis grabbel van Piet Lagarde beslist.
Piet speelde op 26 september van dat jaar een tweede maar ook voorlopig laatste interland, tegen Denemarken. In de 85e minuut brak hij zijn sleutelbeen en moest worden vervangen door de debuterende Jan Jongbloed. Een paar jaar later, bij SC Enschede, was hij opnieuw ongelukkig. Lagarde raakte, op 27 september 1964, bij een actie van Joop Butter van Go Ahead Eagles opnieuw geblesseerd. Hij liep daarbij een nier scheuring op. Om levensgevaar te voorkomen werd twee dagen later de nier verwijderd.
Inmiddels stond Lagarde door een fusie van SC Enschede en Enschedese Boys nu bij FC Twente onder contract. Hoopvol hervatte hij de training maar kwam niet meer op niveau om aan te kunnen sluiten bij de selectie. Het is 1965 als Piet Lagarde besluit om zijn carrière af te beëindigen. Op 3 mei 1966 volgt er een sympathiek gebaar vanuit de voetbalwereld. Er werd een benefietwedstrijd voor hem georganiseerd tussen een Nederlands bondsteam met Jan Klijnjan, Coen Moulijn en Theo Pahlplatz en het Duitse Borussia Mönchengladbach. De opbrengst hiervan bedroeg 23.000 gulden. Piet Lagarde stortte zich toen volledig op zijn maatschappelijke carrière bij het sportmerk Adidas, waar hij het tot PR-marketing directeur zou schoppen. Vanuit die functie was hij opnieuw betrokken bij het Nederlands elftal. Het is een pleister voor een sportcarrière die er verwachtingsvol uitzag maar te kort heeft geduurd voor een talentvolle doelman als Piet Lagarde.
1967: Onvermijdelijke fusie DHC en Xerxes.
In 1967 op 19 mei hield DHC als zelfstandig prof-organisatie op te bestaan. De prof-afdelingen van DHC ’66 en Xerxes uit Rotterdam moeten noodgedwongen fuseren. Op zich geen straf, want met spelers als Willem van Hanegem, Eddy Treijtel en Hans Dorjee geeft Xerxes de nieuwe fusieclub een behoorlijke kwaliteitsinjectie. De wedstrijden van deze fusieclub, Xerxes/DHC’66 geheten, werden in Delft gespeeld.
In één van de eerste wedstrijden, op zondag 13 augustus 1967 in het nieuwe seizoen, speelt de club onder de nieuwe naam tegen Feijenoord en
verliest met 0-3. Van deze wedstrijd zijn door het Polygoon journaal filmbeelden gemaakt echter zonder commentaar.
Xerxes/DHC’66 behaalde in het seizoen 1967-1968 nog een zevende plaats in de eredivisie, maar bleek desondanks een doodgeboren kindje. Financieel loopt het niet goed en de eigenaar van Xerxes ziet zich gedwongen sterren als van Hanegem te verkopen. Er worden nog wel fusiebesprekingen met het Rotterdamse Excelsior gehouden, maar deze lopen op niets uit. DHC ‘66/Xerxes trekt zich uiteindelijk terug. Daarmee gaat de fusieclub failliet en gaan beide clubs in 1968 afzonderlijk terug naar de amateurs. DHC speelt nu in de zondag 1e klasse West. Zo snel als de eredivisie naar Delft kwam, zo snel was het weer verdwenen. Op 31 maart 1968 speelt Xerxes/DHC tegen Ajax. Ajax wint met 0-1 en zal dat jaar kampioen worden. Het is het begin van de Gouden periode van de Amsterdammers. Bron: martijnmureau.nl